In een vorige post heb ik uitgelegd dat het hoogst aantal megapixels niet per se het belangrijkste is bij het uitkiezen van een camera. In deze post wil ik verder aandacht geven aan dit onderwerp. Hiervoor moeten we even wat dieper duiken in de technische materie van het fotograferen. Want wat zijn megapixels nu eigenlijk? Elke digitale camera heeft een beeldsensor die met zogenaamde ontvangers het licht opvangt wat de sensor bereikt. Het opgevangen licht wordt vervolgens omgezet in diodes, dit zijn elektronische signalen die vervolgens de kleur van een pixel bepalen. Een beeldsensor met heel veel ontvangers, maakt ook heel veel pixels. 1 megapixel staat gelijk aan 1 miljoen pixels. De meeste camera’s hebben meer dan 20 megapixels, dit betekent dat er foto’s gemaakt kunnen worden bestaande uit 20.000.000 pixels. Nu je weet dat elke pixel terug te herleiden is naar een ontvanger op een beeldsensor, kun je waarschijnlijk wel een voorstelling maken hoeveel ontvangers een sensor moet hebben om dit aantal pixels te creëren.
Geef de ontvangers meer ruimte
Om 20 megapixels te krijgen, moet je dus heel veel ontvangers zien te proppen op de beeldsensor. Dit betekent dat de ontvangers zeer dicht tegen elkaar aanliggen, waardoor ze elkaar kunnen storen. En op die manier krijg je ruis. Dus stel je kiest een camera uit op basis van het hoogst aantal megapixels omdat je denkt dat je dan de meest scherpe foto’s krijgt, heb je het mis. Je hebt namelijk kans dat de ontvangers elkaar gaan storen en daardoor heb je geen garantie dat je scherpe foto’s krijgt. Maar als je een camera kiest met een lager aantal megapixels, dan liggen de ontvangers verder van elkaar vandaan en hebben ze dus meer ruimte zodat ze elkaar minder storen. Je foto’s kunnen dus scherper zijn als ze zijn genomen met een camera die niet het hoogst aantal megapixels heeft dan eentje die dat wel heeft.